Peter Morrens©

Gemaakt met Berta.me

  1. Kijken is werken (en u mag er gerust bij gaan zitten)

    Peter Morrens in zes bewegingen

    Door Lucette ter Borg

    De archeologische vindplaats

    Veldwaarnemingen zijn verricht, profielen uitgelegd, grondboringen gedaan. Voorwerpen zijn schoongemaakt, stof is bij elkaar geveegd, gereedschap gesorteerd, verwachtingen geschapen. De tentoonstellingen van de Belgische kunstenaar Peter Morrens (1965) hebben iets weg van archeologische vindplaatsen: het werk is gedaan, de voorwerpen zijn uitgezocht en in de ruimte geplaatst. Er is een samenhang gemaakt, een choreografie bedacht. Maar welke?

    Peter Morrens - als jong mannetje in de jaren zeventig gegrepen door de punkscene – besloot al vroeg beeldend kunstenaar te worden. Dat zijn twee woorden voor een wijdvertakte praktijk, die zowel schilderijen als (deels uitgegomde) tekeningen, halve ready mades, geluiden, film, fotografie, schrijfwerk, performances en installaties omvat.

    In Club Solo draagt Morrens’ tentoonstelling de titel ‘Opgeschort’. En dat is een vreemde titel, om mee te beginnen. Alsof er niet een punt kan worden gezet. Een punt is ook zo definitief. Een punt lijkt misschien wel op de dood. Dan kan je niets meer veranderen. Terwijl in de optiek van Peter Morrens alles altijd weer anders kan.

    ‘Opgeschort’ begint buiten. Op de ramen van de tentoonstellingsruimte zijn in hoofdletters woorden te lezen die me beslist op het verkeerde been zet. ‘We hebben er geen verhaal tegen’. ‘Algemeen alsof’. ‘Zeg maar, een soort titels.’ Binnen, net over de drempel, staat op een bordje: ‘Wegens een vakbondsprogramma ziet u een vervangprogramma.’

    Er is een antichambre, een kijkplatform, zaal, trap en weer een zaal. De kunstwerken zijn niet spectaculair groot. Hamers in de diepte, een foto van een zeeleeuw, een verfijnd schilderijtje van de rigide opstelling speelgoedautootjes van een kleinkind, en – meest om mijn aandacht bedelend - een grote geluidsbox die via een liftje op en neer gaat – van de begane grond naar boven door het plafond heen. ‘Hallo? Hallo!’ hoor ik de kunstenaar boven mijn hoofd aarzelend roepen. Het blijft stil.

    Waar staat die naam eigenlijk voor?

    1. Onder de naam Peter Morrens – soms ingekort tot alleen PM. Postmodernist. Conceptueel kunstenaar. Altijd kritisch, ook op zichzelf.

    2. Onder de naam Point Blank Press. Tekstwerk.

    3. Onder de naam Herman Smit. Landschapsschilder van het klassieke soort. De naam is geleend

      van een wandelaar die op 29-jarige leeftijd verongelukte bij het oversteken van de Tarn in Frankrijk. Zijn lichaam werd nooit gevonden. Blijft altijd 29 jaar oud. Zoals Peter Morrens was toen hij in de Gorges du Tarn toevallig naast een gedenkplaat voor Herman Smit zat te tekenen.

    4. DJ Post Mortem. Platendraaier die af en toe een geut eclectische muziek afvuurt op momenten dat zijn eigen beelden tekortschieten.

    De tijdreiziger

    Eén van m’n favoriete bezigheden is tijdreizen. Als tijdreiziger reis ik in mijn hoofd. Dat kan overal: tijdens het wandelen met de hond langs de rivier, achter m’n bureau uitkijkend over het spitsuur dat op gang komt, of tijdens het stofzuigen. Ik reis minder vaak naar de toekomst – omdat ik die met stress, een lekkend dak en inkomstenbelasting associeer – dan naar het verleden. En die reis gaat gepaard met geuren, geluiden en een gevoel van verlies, zoals Proust zo ijl schitterend beschreef in À la recherche du temps perdu. Samen met Proust (en Rudy Kousbroek, W.G. Sebald, Joseph Roth, Sandor Marai en nog vele anderen) behoor ik tot de categorie ‘breed volk’. Er is namelijk weinig unieks aan deze weemoedige vorm van tijdreizen. Troostrijk is ze wel.
    Ook Peter Morrens is een tijdreiziger. Hij reist niet alleen in zijn hoofd maar ook in zijn werk. Als kind loog hij ‘altijd’ – zo vertelt hij – over zijn leeftijd. Soms ouder, soms ook jonger. Op dertienjarige leeftijd op stap in Antwerpen en soms Brussel, vervuld van rauwe energie en een verlangen naar nieuwe muziek en literatuur. De seksualiteit waar het werk van Hugo Claus, De Sade, Louis Paul Boon en Paul Snoek van doordesemd is. Pogoën, in trance raken bij The Birthday Party en de tragische frontman Ian Curtis van Joy Division. Maar dan wel ’s nachts weer terug in het jongensbed en de volgende ochtend naar een streng katholieke school.
    In zijn werk jongleert Morrens met de tijd. Chronologie wordt consequent doorbroken. Oude werken verschijnen in nieuwe jasjes, nieuw werk borduurt voort op oud werk. Ook het toeval krijgt een rol. Een lijst die van de muur valt, een hoopje samengeraapt zaagsel, een stapeltje munten dat nog in de kontzak zat maar nu in de vensterbank ligt – alles kan betekenis krijgen. Bijna alles mag bestaan in Peter Morrens’ vindplaats
    .
    Vertragingen, abrupte versnellingen, uitstel, wachten met vertrekken, nooit aankomen – het is een handelsmerk van Peter Morrens’ kunstenaarspraktijk. Een sterk voorbeeld is Studio zonder titel in Breda. Studio zonder titel is een filminstallatie, gedateerd in 2023. De installatie is nieuw, omdat ze in een nieuwe context wordt gepresenteerd – met een precieus uitgedachte scenografie, waarin karnemelk een rol speelt. Studio zonder titel bestaat uit een ooit gemaakte Cover #1-tekening van een muuropschrift, gevonden in het voormalige nazi-doorgangskamp Westerbork in Drenthe. ‘Stilte s.v.p.’ luidt de tekening van het muuropschrift. De kunstenaar filmt zijn eigen tekening. Traag, lang lijkt er niets te gebeuren in het beeld. Totdat er plotsklaps, in een fractie van een seconde, een harde knal klinkt: glas breekt. De kunstenaar smijt de ingelijste tekening tegen de muur en zet zich op film. Een flits. Weg stilte. Weg stilstaande tijd. Actie.

    Er bestaat een mooie anekdote over de Franse schilder Pierre Bonnard. Allang een gelauwerd kunstenaar, ging Bonnard geregeld naar het museum of naar een verzamelaar van zijn werk. Hij nam altijd zijn schilderspullen mee. Want wie weet, konden de schilderijen van Bonnard die aan de muur hingen, nog verbeterd. Een toefje geel hier en een vleugje azuurblauw daar – maar soms ook een knettergrote, radicale verandering. Nooit was een schilderij helemaal af. Nooit kon er echt een punt worden gezet.
    Zo gaat het ook met Peter Morrens. Tot vijf minuten voor de opening van de tentoonstelling kan alles nog van plaats verwisselen, weggehaald worden, kan er nog wat veranderd worden aan een kunstwerk.

    Daarom ook dat een jaartal zo weinig zegt en soms ook helemaal ontbreekt bij een werk. Neem Show – een pigmentprint op glas. Show is een tekening van een etalage met tegels die ingelijst van de muur viel. De scherven glas lieten sporen na op de niet gefixeerde tekening. Wonden. Die wonden zijn opnieuw gefotografeerd en afgedrukt. In Show zitten dus jaren tussen de ene en de andere bewerking. Dat kan. Dat is het verbond dat de tijdreiziger sluit. Niets is ooit kapot, ook al valt iets kapot. Dat is mooi.

    Een zin is ook maar een mens

    Als je het ZAG, waarom heb je dan NIETS gedaan? Ah! U bent er. Ik dacht dat u nooit meer zou komen.

    ’t Is te hopen dat het nu niet te goed gaat. Stilte a.u.b.

    In veel werk van Peter Morrens duiken teksten op. Ze kunnen symbolisch zijn, een verhaal in een notendop vertellen, existentieel twijfelen, maar altijd zeggen ze iets over een werkelijkheid die alledaags lijkt, maar die – eenmaal uit haar vertrouwde context getrokken - potsierlijk wordt, absurd, poëtisch en soms ook gruwelijk. Het zijn teksten die Morrens hoort op straat, de markt, in ‘t café, de trein - en sommige staan dus ook op de muur van een oud doorgangskamp.
    Met die teksten begaat Morrens vergissingen, zoals hij dat noemt. Hij maakt bewust uitglijers. Dat doet hij omdat hij op zoek is naar de taal die tussen de lijnen valt. Die taal kan, getekend en geschilderd, in plastic mapjes worden gestopt en voor een raam opgehangen. Daar neemt die taal een nieuwe identiteit aan. Dat is het tussentaals van Peter Morrens.

    De ideale lijn

    Peter Morrens mag het toeval dan een rol laten spelen in zijn werk, in zijn tentoonstellingen is niets aan het toeval overgelaten. Zelfs niet de looprichting, die wordt bepaald door deuren die maar aan één kant opengaan, door een kijkplatform en een smalle metalen reling in de ruimte boven. Lijnen lopen zowel horizontaal als verticaal. Lengtelijnen, hoogtelijnen, breedtelijnen. Fiere lijnen, heldere lijnen. De bezoeker heeft te volgen.

    Er zit veel in het werk van Morrens dat verbinding zoekt met de modernistische traditie: de traditie die Rietveld, Mondriaan en Le Corbusier voor ons uitstippelden. Zo moest het zijn, in die primaire kleuren, zo de vormen, zo de lijnen, hier de heldere steden, daar de stoelen, waar een betere wereld op bedacht kon worden. Schoonheid, functionaliteit, licht, lucht en verbeelding: het kon allemaal samengaan in deze beste van alle werelden. Maar de Tweede Wereldoorlog droeg die idealen ten grave. Het idealisme van toekomstige wereldrijken kreeg een kwalijke reuk. Beklemmend.

    Geen 21ste-eeuwse kunstenaar kan nog een zuivere modernist zijn. Daarom veroorzaakt Morrens altijd ruis in zijn werk. Geometrische vormen worden getekend op een beetje smoezelige ondergrond. Een abstract architectonisch staketsel – rechtlijnig en sober – wordt het decor van een groot uitgeprinte foto van een te vol opgezette en daardoor rimpelloze knuffelzeeleeuw.

    Alles wat na de oorlog komt, klopt niet meer. En dat is wat Morrens weergeeft: zowel de hoop als de diepste donkerte, zowel de ellende als de humor – want humor is vaak het laatste redmiddel. Kijk maar naar een werk als To Shoot #3. To Shoot #3 is een foto van de kunstenaar die in een tentoonstellingsruimte in De Warande in Turnhout een geweer aanlegt en een black box inschiet. To Shoot #3 hangt in Breda aan een kaarsrechte rails. Ik kan er als kijker een zetje tegen geven en daarmee een extra beweging geven aan de imaginaire kogel die wordt afgevuurd. To Shoot #3 is te interpreteren als grappig, luchtig zelfs. Een kunstenaar die het kunstbedrijf op de hak neemt. Maar het is ook een iconoclastisch, agressief werk dat een museale ruimte met alle conventies die daarbij horen, aan flarden pretendeert te schieten. Dag klare lijn. Dag modernisme.

    Kijken is werken – en u mag er gerust bij gaan zitten

    ‘Opgeschort’ is een oefening in kijken. Want zet twee stippen, een streep eronder – en de toeschouwer zegt: “Hee, da’s een gezicht”. Een paar lijnen roepen een driedimensionale vorm op: een kubus, een huis, een museumzaal. Om een film te zien, moet je bukken. En om de samenhang tussen werken te doorgronden, moet je misschien juist even niet naar de werken afzonderlijk kijken. Alleen maar ervaren welke samenhang er is. En dat die samenhang soms mooi is, soms verfijnd, raadselachtig, ontroerend, grappig en ook: hartstikke plompverloren.

    Voor Peter Morrens is altijd de vraag geweest: waarom beschouwen we kunstwerken altijd vanuit de maker en niet vanuit de kijker? Waarom willen we alles van de kunstenaar weten – van het hoe en waarom? Want waar gaat het nu om? Toch om dat ene moment? Dat moment van beleving. Dat is nu. Het moment dat ik kijk, dat u kijkt.