-
Heb vertrouwen in Peter Morrens
Koen van Boxem
De Belgische kunstenaar Peter Morrens nodigde voor zijn solotententoonstelling ‘Minstens 1 ½ uur en terug’ in de Warande in Turnhout 42 andere kunstenaars uit. Omdat je nooit zonder de anderen kan.
Heb vertrouwen in deze kunstenaar, spreekt Philippe Van Cauteren, de directeur van het S.M.A.K. in Gent de bezoeker toe in een videoboodschap aan het begin van de tentoonstelling. Het lijkt bijna een kleine waarschuwing. Of een geruststelling dat het wel goed komt. Van Cauteren twijfelt niet, ook al heeft hij de expo zelf nog niet gezien, zegt hij.
Als je een kleine twee uur later de tentoonstelling helemaal bezocht heb, begrijp je beter de noodzaak tot vertrouwen. Peter Morrens (56) is een kunstenaar die heel veel richtingen inslaat en de bezoeker meeneemt in een caleidoscopische wereld met veel slingerpaden en onverwachte pleisterplaatsen, tot nieuwe haast industriële buiteninstallaties toe. Geen spektakelkunst, maar doordachte keuzes. Je moet Morrens vertrouwen of je loopt verloren. Na afloop is het moeilijk te duiden wat je nu precies allemaal hebt gezien en wat er precies blijft hangen.
We zijn al enigszins mis bij een van de eerste werken. Het gaat om een strokengordijn met een gigantische afbeelding, waar je onderweg naar de volgende zaal door moet. ‘Precies een alien’, zeggen we aan Morrens tijdens een privérondleiding. Hij lacht even. ‘Het is een zelfportret met een panty over mijn hoofd.’ De werkelijkheid wordt een beetje onwerkelijk.
Tegendraadsheid zit ingebakken bij Morrens. ‘Minstens 1 ½ uur en terug’ is een solotentoonstelling, maar hij nodigde wel 42 andere kunstenaars uit. Zoals een zanger ook niet zonder groep kan, legt hij uit.
Voor de expo creëerde hij in de Warande een volledig nieuw parcours. De zalen werden verlegd, hertimmerd en heringericht. Wie er ooit was, zal zich nu op onbekend terrein voelen. ‘Ik spiegelde me een beetje aan een tentoonstelling in 1968 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De Nederlandse kunstenaar Ger Ter Elk deelde de trappen van het museum met een tussenschot in twee. De ene helft voor de klimmende bezoekers, de andere helft voor wie weer naar beneden ging. Beide publiekstromen ontmoetten elkaar niet. Ik had iets soortgelijks in gedachten toen ik twee jaar geleden over de expo begon na te denken. Wat toen een creatief idee was, is nu een coronamaatregel: een vastgelegd parcours zonder toevallige ontmoetingen.'
Morrens is erg veelzijdig. Hij studeerde midden de jaren 80 af als kunstenaar aan het KASK in Gent. ‘Ik heb daarna heel veel performances gedaan. Ik was van de generatie van Jan De Corte en Jan Lauwers van Needcompany. Maar na een tijd begon dat milieu me tegen te steken. Te veel ego. Ik vind net dat kunst zich helemaal moet inpassen in de samenleving. Kunst woont niet op een eiland. Je moet ook van kunst kunnen genieten als je niet gestudeerd hebt. Laagdrempelig dus.’
Het is die ingesteldheid die Morrens dreef naar samenwerkingen met andere kunstenaars. Hij was een van de drijvende krachten achter Voorkamer, een kunstenaarsinitiatief in Lier. Hij cureerde er veel tentoonstellingen. Voorkamer bestaat niet meer wegens het stopzetten van de subsidies.
In Turnhout ontmoeten de curator en de kunstenaar elkaar. In één kabinet brengt Morrens kunstenaars samen die hij bewondert of met wie hij zich verwant voelt. Het geheel is zeer heterogeen. Het doet wat denken aan de populaire Wunderkammers uit de 16de en 17de eeuw. Alles kan, niets moet.
Zo krijg je bij elkaar een opleidingsstoel voor piloten (werk van Wouter Vennema), een zeer mooie tekening van Pierre Klossowoski en de bekende film ‘The Girl Chewing Gum’ van John Smith. Hij zette in 1976 een camera op de hoek van een straat in Londen en registreerde. Het alledaagse werd zo opgewaardeerd tot kunst. Of kunst werd gelijkgesteld aan het alledaagse. Het is maar zoals je het bekijkt.
In het kabinet is er nog een aparte ruimte voor wat Morrens zijn covers noemt. Het gaat om hommages aan geliefde kunstenaars, van Paul Klee tot Bruce Nauman. De overeenkomsten tussen het origineel en Morrens' interpretatie zijn vaak miniem. ‘Zoals in de muziek. Je hebt ook niet altijd direct door dat een song een cover is.’
De schilderijen en tekeningen die Morrens de afgelopen jaren maakte - de meeste zijn niet ouder dan drie jaar - zijn samengebracht in één zaal. Als je niet beter weet, lijken de werken door verschillende kunstenaars gemaakt. ‘Ik begrijp dat je dat zegt. Ik pin me niet vast op één stijl of idioom. Dat dat voor mijn positie op de kunstmarkt niet zo verstandig is? Dat trek ik me niet aan. Verzamelaars die me willen, weten me wel te vinden. Ik mag er hoegenaamd niet over klagen.’
Om de hoek kom je in een zaal waar op een reuzescherm Morrens' woordkunst wordt getoond. Zo’n 2.500 zinsneden - ‘Point Blanks’ noemt hij ze - die hij her en der verzamelde, passeren de revue. Soms flitsen ze zo snel voorbij dat je ze niet kan lezen. Soms gaat het traag. ‘Ze kreeg een landingsgestel van een vliegtuig in haar rectum’, lezen we. ‘Ik kom wel naar uw expositie na uw dood.’ Taalfouten laat Morrens staan. ‘In tekeningen, want dat zijn ze, staan geen taalfouten.’
Langs een nieuwe passage komen we aan het eind van de expo in het ‘lang vertrek’. Morrens toont er zijn samenwerkingen met andere kunstenaars. Opmerkelijk is de collaboratie met Hannelore Van Dijck. Een tekengesprek noemt Morrens het. Het gaat om een klein paneel dat heen en weer wordt gestuurd met een tekening op de voor- en de achterkant. Bij aankomst worden beide tekeningen ingescand en kan het paneel opnieuw gebruikt worden. Het project typeert de kunst van Morrens volledig: gericht op samenwerking en voortdurend in beweging. Minstens voor anderhalf uur.
https://www.tijd.be/cultuur/expo/heb-vertrouwen-in-peter-morrens/10294343.html